Partijen hebben de samenlevingsovereenkomst opgezegd. In geschil zijn de woonlasten na de opzegging van de samenleving. De samenlevingsovereenkomst bepaalt dat ieder van partijen, nadat de samenleving is beëindigd, het recht heeft nog drie maanden in de woning te blijven wonen. Dit ziet niet op de situatie waarin één van partijen zonder overleg de woning verlaat, de overeenkomst per die datum eindigt en de ander in de woning achter blijft. Dit brengt mee dat de algemene regel van artikel 3:172 BW van toepassing is dat ieder van partijen de helft van de woonlasten dient te dragen. Eisen van redelijkheid en billijkheid leiden niet tot een andere uitkomst. Het enkele feit dat de vrouw geen woongenot heeft gehad, is onvoldoende om van de wettelijke regeling af te wijken.
Meest recente berichten
- Het financieringsvoorbehoud bij de koop van een woning
- Zwarte inkomsten zijn relevant bij het berekenen van partneralimentatie
- Het ontnemen van een corporate opportunity
- De overname van de echtelijke woning in tijden van Corona: wat kan en mag?
- Tijdelijk verlagen van de partner- en/of kinderalimentatie in tijden van Corona: wat is geoorloofd?
- Zorgregeling en Corona: welke gevolgen heeft het Coronavirus voor de uitvoerbaarheid van de omgangsregeling?
- Force majeure or contract amendments due to Corona
- Overmacht of contractwijziging door Corona
- Het coronavirus en het arbeidsrecht: belangrijke vragen beantwoord
- Bestuurdersaansprakelijkheid in het zicht van faillissement