De rechtbank constateert dat partijen ernstig van mening verschillen en dat de omgang tussen de minderjarige en vader sinds 2012 allesbehalve vlekkeloos is verlopen. Moeder werkt niet, althans nauwelijks mee aan de omgang. De Raad heeft in het onderzoek vastgesteld dat de minderjarige ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Eerder ingezette hulpverlening is mislukt. De rechtbank ziet geen andere mogelijkheid meer om een uitgebreide omgang tussen vader en de minderjarige tot stand te brengen dan de hoofdverblijfplaats van de minderjarige te wijzigen naar vader. Dit is de enige manier waarop de minderjarige uit de huidige voor hem beklemmende situatie kan worden bevrijd. Daar komt bij dat erop wordt vertrouwd dat de vader op zijn beurt wel mee zal werken aan een onbelaste omgang met de minderjarige en zijn moeder. De rechtbank verwacht gerechtvaardigd dat moeder haar gezag zal blijven aanwenden in haar strijd tegen vader en de betrokken hulpverlening. Daarmee verliest zij het belang van de minderjarige uit het oog. De rechtbank bepaalt de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader en beëindigt het ouderlijk gezag van moeder.
Meest recente berichten
- Het financieringsvoorbehoud bij de koop van een woning
- Zwarte inkomsten zijn relevant bij het berekenen van partneralimentatie
- Het ontnemen van een corporate opportunity
- De overname van de echtelijke woning in tijden van Corona: wat kan en mag?
- Tijdelijk verlagen van de partner- en/of kinderalimentatie in tijden van Corona: wat is geoorloofd?
- Zorgregeling en Corona: welke gevolgen heeft het Coronavirus voor de uitvoerbaarheid van de omgangsregeling?
- Force majeure or contract amendments due to Corona
- Overmacht of contractwijziging door Corona
- Het coronavirus en het arbeidsrecht: belangrijke vragen beantwoord
- Bestuurdersaansprakelijkheid in het zicht van faillissement