Schuldeisers moeten, als het om een consument-schuldenaar gaat, eerst een ‘veertiendagenbrief’ versturen voordat zij recht hebben op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. In de veertiendagenbrief moet aan de consument een laatste termijn van 14 dagen worden gegeven om zijn schuld te betalen. Volgens de Hoge Raad begint de termijn te lopen vanaf de dag van ontvangst van de brief door de consument. Als de consument later betwist de brief te hebben ontvangen, rust de bewijslast op de schuldeiser. Het is dus aan te raden de veertiendagenbrief aangetekend te versturen. Verder is de veertiendagenbrief dus eigenlijk een ‘zestiendagenbrief’ omdat zowel de dag van verzenden als de dag van ontvangst (ervan uitgaande dat de brief de volgende dag wordt ontvangen) niet meetellen.
Meest recente berichten
- Het financieringsvoorbehoud bij de koop van een woning
- Zwarte inkomsten zijn relevant bij het berekenen van partneralimentatie
- Het ontnemen van een corporate opportunity
- De overname van de echtelijke woning in tijden van Corona: wat kan en mag?
- Tijdelijk verlagen van de partner- en/of kinderalimentatie in tijden van Corona: wat is geoorloofd?
- Zorgregeling en Corona: welke gevolgen heeft het Coronavirus voor de uitvoerbaarheid van de omgangsregeling?
- Force majeure or contract amendments due to Corona
- Overmacht of contractwijziging door Corona
- Het coronavirus en het arbeidsrecht: belangrijke vragen beantwoord
- Bestuurdersaansprakelijkheid in het zicht van faillissement