Werknemer werkt in een schoonheidssalon en verzoekt uitbetaling van vakantiedagen over 2013 en 2014. Het minimum vakantiedagen vervalt zes maanden na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is verworven, tenzij werknemer redelijkerwijs niet in staat is geweest vakantie op te nemen. Daarvan is geen sprake. Op de werkgever rust niet de verplichting de werknemer met vakantie te sturen. Het opnemen van vakantie is de verantwoordelijkheid van de werknemer. De werkgever heeft onweersproken gesteld dat de werknemer nimmer heeft verzocht haar vakantiedagen te mogen opnemen. Zij kan de werkgever dan ook niet verwijten dat zij niet in de gelegenheid is gesteld om vakantie op te nemen. De aanspraak is verjaard.
Meest recente berichten
- Het financieringsvoorbehoud bij de koop van een woning
- Zwarte inkomsten zijn relevant bij het berekenen van partneralimentatie
- Het ontnemen van een corporate opportunity
- De overname van de echtelijke woning in tijden van Corona: wat kan en mag?
- Tijdelijk verlagen van de partner- en/of kinderalimentatie in tijden van Corona: wat is geoorloofd?
- Zorgregeling en Corona: welke gevolgen heeft het Coronavirus voor de uitvoerbaarheid van de omgangsregeling?
- Force majeure or contract amendments due to Corona
- Overmacht of contractwijziging door Corona
- Het coronavirus en het arbeidsrecht: belangrijke vragen beantwoord
- Bestuurdersaansprakelijkheid in het zicht van faillissement